Het Nederlandse kabinet heeft een belangrijke stap gezet in de erkenning van het slavernijverleden door de oprichting van de Stichting Herdenkingscomité Slavernijverleden. Dit comité krijgt de taak om jaarlijks op 1 juli de Nationale Herdenking Slavernijverleden te organiseren en speelt daarnaast een sleutelrol in het vergroten van bewustwording over de impact van dit verleden op de samenleving.
Het Herdenkingscomité bestaat uit vertegenwoordigers uit verschillende delen van het Koninkrijk, waaronder Bonaire, Curaçao, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. De betrokkenheid van Aruba en Suriname wordt nog uitgewerkt. Het comité zal nauw samenwerken met het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) en fungeert als een onafhankelijke stichting, vrij van politieke beïnvloeding. Dit zorgt voor een breed gedragen aanpak waarbij ruimte is voor uiteenlopende perspectieven.
Naast het organiseren van de herdenking richt het comité zich op educatieve projecten en maatschappelijke initiatieven om het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in de huidige tijd beter zichtbaar te maken. Dit initiatief sluit aan bij de belofte van het kabinet om structurele aandacht te geven aan deze geschiedenis, mede naar aanleiding van de excuses die in 2023 zijn uitgesproken.
Het nieuwe comité is onderdeel van een groter geheel aan maatregelen die bijdragen aan erkenning en bewustwording. Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) benadrukte in een recente brief aan de Tweede Kamer dat er ook subsidies beschikbaar worden gesteld voor maatschappelijke projecten en educatieve programma’s. Bovendien wordt gekeken naar hoe in het Caribisch deel van het Koninkrijk en in Suriname verdere stappen kunnen worden gezet op dit vlak.
Met deze nieuwe stichting hoopt het kabinet dat de herdenking van het slavernijverleden een blijvende impact krijgt en bijdraagt aan een bredere dialoog over de geschiedenis en de gevolgen daarvan in het heden.