Op 16 februari 2025 vindt in het Stadsarchief Amsterdam de Amstelodamumlezing plaats, getiteld ‘Comptoir Suriname’. Deze lezing duikt in de geschiedenis van het Surinaamse Comptoir, een Amsterdamse handelspost die een cruciale rol speelde in de koloniale economie van de 18e eeuw.
‘In ’t Surinaamse Comptoir’ was een kantoor dat zich richtte op de handel en investeringen met betrekking tot Suriname, gevestigd in Nederland. Dit kantoor speelde een centrale rol in het beheren van kapitaalstromen en investeringen in de kolonie, zoals plantages en handelsroutes. Het werd bestuurd door prominente zakenlieden en bankiers, waaronder Gerard Deutz.
Deutz was een invloedrijke Amsterdamse bankier en een van de belangrijkste figuren die betrokken waren bij ‘In ’t Surinaamse Comptoir’.Hij ontwikkelde een nieuw financieel model genaamd de ‘negotiatie’.
Dit was een investeringsvorm waarbij bankiers leningen verstrekten aan plantagehouders in Suriname. In ruil daarvoor ontvingen de bankiers een deel van de toekomstige opbrengsten van de plantages.
Deze negotiaties maakten het mogelijk om grote sommen kapitaal beschikbaar te stellen voor de uitbreiding van plantages en de handel in koloniale producten zoals suiker, koffie en cacao.
Het model was bijzonder lucratief voor Europese bankiers en investeerders. Ze konden enorme winsten maken door de hoge opbrengsten van plantages te claimen, vaak zonder zelf veel risico te lopen.
Voor de inwoners van Suriname, met name de tot slaaf gemaakten, waren de gevolgen desastreus. De onderhandse leningen dwongen plantagehouders vaak tot intensivering van de arbeid en productie om de schulden af te lossen. Dit ging gepaard met toenemende uitbuiting en een verslechtering van de leefomstandigheden voor de tot slaaf gemaakten.
Ook na de afschaffing van de slavernij bleven veel plantagehouders in financiële problemen door de schuldenlast die voortkwam uit de negotiaties.